De mysterieuze Rijksdagbrand van 1933
De beroemde verwoestende brand van 27 februari 1933 markeerde het begin van de periode dat het Duitse parlement níet in de Rijksdag zetelde – een tijdperk dat wel 6 decennia duurde. De aanstichter van de brand zou de Nederlandse communist Marinus van der Lubbe zijn geweest, hij werd voor dit feit veroordeeld en zelfs onthoofd. Al snel ontstond er echter twijfel over zijn schuld. Postuum werd er decennialang doorgeprocedeerd, tot Van der Lubbe uiteindelijk in 2007 werd vrijgesproken en gerehabiliteerd. Wie de brand daadwerkelijk stichtte blijft een mysterie. Verschillende complottheorieën doen de ronde. Zo zou de opdracht zijn gekomen van nazi-minister en Rijksdagpresident Hermann Göring. Feit is dat de brand de nazi’s, die net wankel aan de macht gekomen waren, goed uitkwam. Hitler schoof de schuld in de schoenen van de communisten, kondigde de noodtoestand af en liet in het hele land oppositieleden oppakken en opsluiten. Er kwamen nieuwe verkiezingen, waarbij de NSDAP een meerderheid kreeg. Hitler liet de grondwet wijzigen zodat hij de absolute macht verkreeg – het begin van het Derde Rijk. Voor Hitler was de Rijksdagbrand een geschenk uit de hemel.
Weer terug in Berlijn
Na de Tweede Wereldoorlog stond de geruïneerde Rijksdag pal naast de Muur, in West-Berlijn. Met Bonn als de nieuwe hoofdstad van West-Duitsland, vervulde het gebouw ruim een halve eeuw niet de functie waarvoor het was gebouwd. Na de Duitse hereniging in 1990 werd besloten Berlijn weer tot hoofdstad te kronen. Natuurlijk moest de Rijksdag weer de zetel van het parlement worden.